Zelfopvoeding (2 van 4) – De strijd aanbinden met de buitenwereld

Hier komen we op menig ding, dat bij de zelfontplooiing van de mensen tegenwoordig juist wordt aanbevolen en waarvoor in feite vanuit een werkelijk geesteswetenschappelijk gezichtspunt niet genoeg gewaarschuwd kan worden. Daar wordt de mensen aanbevolen hoe ze tot een zelfverzekerde, op andere mensen indruk makend optreden kunnen komen, zodat ze zodanig in het leven kunnen staan en daden kunnen uitvoeren, die met hun intenties overeenkomen. Er wordt bijvoorbeeld aangeraden: doe oefeningen die bestaan in het vermijden van angst, van nieuwsgierigheid, van andere hartstochten en negatieve gevoelens – kortom, een werken aan negatieve gevoelens en gewaarwordingen. Ik weet dat menigeen die dit nu hoort, achteraf zal zeggen: Er is nu tegen de beheersing van angst, hartstochten enzovoort gesproken. – Dat is echter niet het geval, maar er is gezegd, dat deze eisen welke de mens op deze manier aan zichzelf stelt, niet tot een werkelijke, voor het uiterlijke leven dienende wilscultuur kunnen leiden. Want deze wilscultuur, die de mens voor het uiterlijke leven nodig heeft, moet hij zich ook in de uitwisseling met het uiterlijke leven verwerven. En veel juister is het, als de mens een sterke wil voor het uiterlijke leven nodig heeft, dat hij deze probeert te verwerven doordat hij uiterlijke sterkte behouden moet, waarbij hij zijn lichaam moet inspannen en met zijn ogen opmerkzaam moet zijn, dus werkelijk met de zintuiglijke wereld de strijd opneemt. Dat is het wat ons in echte harmonie brengt met de buitenwereld, met de buitenwereld waaruit ons spierenstelsel en onze hele lichamelijke organisatie is gevormd, uiteraard (Duits: freilich) gevormd vanuit de geest.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 61 – Menschengeschichte im Lichte der Geistesforschung – Berlijn 14 maart 1912 (bladzijde 430-431)