Onze wetenschappen, waardoor natuurlijk ook de leraren tegenwoordig worden opgeleid, bevat in feite geheel niets over de wereld. Ze bevatten fysieke wetten, wiskundige samenhangen, beschrijvingen van processen in de cel, allerlei tegenstrijdigheden over het verloop van de geschiedenis, en als men dit alles bij elkaar bekijkt, dan is het volstrekt niet zo dat het de mensen juist tussen het 15de en 20ste jaar kan interesseren. Wie onbevangen genoeg is om op dit gebied observaties te doen, die moet het duidelijk zijn dat het de diepste interesses van de mensen op deze leeftijd nu eenmaal eenvoudig niet bevredigen kan. Maar doordat de mens niet genoeg interesse voor de buitenwereld heeft, wordt hij op zichzelf gericht; daardoor begint hij in zichzelf van alles uit te broeden. En over het geheel moet men zeggen: Als men de grootste schade van de huidige civilisatie in overweging wil nemen, dan bestaat deze in wezen eigenlijk vooral erin dat de mensen veel te veel met zichzelf bezig zijn, dat ze in feite een groot deel van hun vrije tijd niet besteden om zich met de wereld bezig te houden, maar zich ermee bezig te houden hoe het hun zelf gaat, hun eigen wel en wee. Vanzelfsprekend kan men toch, als de noodzaak ertoe is, zich met zulke dingen bezig houden; men moet zich zelfs, als men ziek is, daarmee bezig houden. Maar de mensen houden zich niet enkel in zieke toestand, maar ook in redelijk gezonde toestand geheel met zichzelf bezig.
Bron: Rudolf Steiner – GA 302a – Erziehung und Unterricht aus Menschenerkenntnis – Stuttgart, 21 juni 1922 (bladzijde 77)