Het samenleven met de geestelijke hiërarchieën wordt voor de mensen in hoge mate verzwaard door het steeds meer en meer doortrokken raken van de wereld met de omgeving van de moderne techniek. De mens wordt als het ware weggetrokken uit zijn geestelijk-kosmische samenhang, en wat hij aan krachten zou moeten ontwikkelen om met het geestelijke van de kosmos in verbinding te blijven, wordt afgedempt en ingeperkt in zijn innerlijk. Degene die de eerste stappen van de inwijding al heeft doorgemaakt, merkt daardoor dat alles wat aan mechanisch-machinale dingen in het moderne leven doordringt, zo in de geestelijk-psychische menselijkheid inwerkt, dat het veel in hem doodt, vernietigt. […] Het zou echter het allerverkeerdste zijn, als men nu zou zeggen, dat men zich zou moeten verzetten tegen wat de techniek ons nu eenmaal in het moderne leven gebracht heeft, men zich zou moeten hoeden voor Ahriman, men zich zou moeten terugtrekken van dit moderne leven. Dat zou in zekere zin een spirituele lafheid betekenen. De ware remedie bestaat erin niet de krachten van de hedendaagse zielen te laten verzwakken en zich terug te trekken van het moderne leven, maar de krachten van de ziel sterk te maken zodat het moderne leven kan worden verdragen. Een dappere opstelling tegenover het moderne leven is nodig bij dit wereldkarma, en daarom heeft de geesteswetenschap dit eigenaardige karakter, dat ze van meet af aan inspanningen, min of meer zelfs intensieve inspanningen van de menselijke ziel vereist.
Bron: Rudolf Steiner – GA 275 – Kunst im Lichte der Mysterienweisheit – Dornach, 28 december 1914 (bladzijde 25-26)