Dornach, 12 november 1924
Mijn lieve zus en broer,
In de eerste plaats, mijn lieve zuster, de allerhartelijkste en mooiste gedachten voor je naamdag. Ik denk op deze dag, hoewel ik ver van je moet zijn, veel aan je. Hopelijk zal het met je gezondheid snel beter gaan.
Gisteren was graaf Polzer hier; we spraken over jou. Hij neemt de medicijnen voor je mee.
Het was dit jaar een druk jaar voor mij. Er moesten veel reizen gemaakt worden. Naar Parijs, naar Nederland, naar Engeland. Daar tussenin altijd de reizen naar Stuttgart. Dan nog een lange reis naar Breslau.
Oh, mijn lieve broer en zuster, het spijt me zo dat ik jullie zo lang niet bezoeken kan, maar ik geef mezelf hoop dat dit binnen niet al te lange tijd weer zal kunnen gebeuren.
Nu denk ik veel aan jullie, mijn geliefden, en ben in gedachten bij jullie.
Nu na de reizen heb ik hier enorm veel te doen met de nieuwbouw van het Goetheanum. Ja, dat geeft zeer veel te doen.
Marie is, nu ik dit schrijf, op reis voor lezingen; ze komt pas de komende dagen terug. Daarom kan ze niet persoonlijk haar groeten bij deze brief voegen. Maar je kunt er zeker van zijn, dat zij je in het hart de beste wensen stuurt.
Met de allerhartelijkste groeten en kussen aan jou en Gustav
Van jullie Rudolf
Bron: BRIEFE – BAND II 1890-1925 – GA 039 – brief 649 (bladzijde 480-481)
PS. Zeer opmerkelijk aan deze brief is, dat Steiner met geen woord rept over zijn eigen ernstige ziekte. Toen hij deze brief schreef, lag hij al sinds eind september 1924 aan bed gekluisterd wegens een buikziekte, waaraan hij 30 maart 1925 zou bezwijken.
Eerder geplaatst op 7 december 2011