Wie eenmaal met zijn denkgewoonten is ingegroeid in het tegenwoordige wetenschapsleven, kan eigenlijk onmogelijk zo zonder meer op de antroposofische opvattingen overgaan. Daar moet men zeker op bedacht zijn, dat van deze zijde een of andere instemming met de antroposofische kennis nauwelijks spoedig iets kan komen. De mensen die niet met hun denkgewoonten in de wetenschappelijke bedrijvigheid van tegenwoordig zijn gegroeid of die als jonge mensen bij het erin groeien ook meteen er uitgroeien, die zullen het zijn, die hoofdzakelijk de gegrondheid van de antroposofische wereldbeschouwing zullen inzien.
Bron: Rudolf Steiner – GA 225 – Drei Perspektiven der Anthroposophie – Dornach 20 juli 1923 (bladzijde 133)