De naastbijstaande leidende wezens die de mensen begeleiden om vanuit de krachten van het devachan aan de omvorming van de aarde mee te werken, die de overeenstemming scheppen tussen de afzonderlijke menselijke individualiteiten en de evolutie van de aarde, deze geestelijke wezens zijn de engelen. […] Inderdaad is het zo, dat met iedere menselijke individualiteit zo’n engelwezen werkt, welke de mens stuurt en begeleidt. […] Daarom spreekt men in een deel van de christelijke leer van de menselijke beschermengelen. Dat is een voorstelling die volkomen overeenstemt met de werkelijkheid. Het zijn de wezens die de harmonie scheppen tussen de afzonderlijke menselijke individualiteit en de loop van de aardeontwikkeling, tot de mens zelf aan het einde van de aardeontwikkeling zo ver zal zijn, dat hij zijn engel aflossen kan, omdat hij dan zelf een dergelijk bewustzijn zal hebben, als een engel het heeft.
Bron: Rudolf Steiner – GA 102 – Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen – Berlijn 20 april 1908 (bladzijde 141-142)