Steeds weer wordt er van natuurwetenschappelijke kant gezegd, dat de geesteswetenschap niet op natuurwetenschappelijke bodem zou staan. Kan men zich dan méér op natuurwetenschappelijke bodem stellen dan wanneer men toegeeft, dat alles wat de natuurwetenschap weet en erkennen kan, ook bij ons erkenning vindt?
Nu zijn er echter mensen die zeggen dat ze vast op de bodem van de natuurwetenschappelijke feiten staan. Die eisen van de geesteswetenschapper dat hij niets weten kan en zal, als wat ze zelf weten. Ze eisen niet alleen dat men toegeeft, wat ze zelf zeggen, maar ze eisen ook, dat men zich onderwerpt aan het dogma, dat men niet meer zou kunnen zeggen als wat zij zeggen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn 9 april 1908 (bladzijde 269-270)