Klap met een stok

Een haatgevoel dat u een mens tegemoetbrengt, is in de geestelijke wereld werkelijker en voor degene die het doorziet, ook veel sterker werkend (Duits: wirksamer) dan een klap die u de betreffende persoon met een stok geeft. Hoewel het vreselijke zich ook niet onmiddellijk voor uw ogen afspeelt, toch is het zo.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn 12 december 1907 (bladzijde 144-145)

Zie ook: Een slechte gedachte

 

Hoe kunnen lust en liefde weer de impulsen worden voor het dagelijks (rot)werk? – 2 (slot)

Ja, zal menigeen zeggen, creëer maar eens impulsen voor werk dat smerig, slecht en afstotelijk is! – Er zijn zulke impulsen. Probeer maar eens te denken aan wat moeders doen, als ze werk uit liefde voor hun kind doen. Denk er eens aan, waartoe de mens in staat is, als hij uit liefde voor andere mensen iets doet. Dan is er geen liefde nodig voor het product der arbeid, dan is er een band tussen mens en mens nodig. De liefde voor het product kunt u bij de mensheid niet terugbrengen, want die was aan primitieve, eenvoudige omstandigheden gebonden. Wat de toekomst echter brengen moet, dat is het grote, alomvattende begrip en de liefde van mens tot mens. Voordat niet ieder mens uit de diepste impulsen, die alleen een spirituele wereldbeweging kan geven, de drijfveer voor zijn werkzaamheid kan vinden, voordat hij niet in staat is de arbeid uit liefde voor zijn medemensen te doen, eerder is het niet mogelijk echte impulsen te scheppen voor een heilzame toekomstontwikkeling der mensheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn 12 maart 1908 (bladzijde 246)

Hoe kunnen lust en liefde weer de impulsen worden voor het dagelijks (rot)werk? – 1

Een mens die een klein onderdeel in de fabriek produceert op de hedendaagse manier van werken, zal nooit meer de toewijding kunnen hebben voor het product, dat de vroegere ambachtslieden kenmerkte; dat is onherroepelijk verdwenen. Nooit zal het bij onze gecompliceerde verhoudingen in de toekomst mogelijk zijn, dat het werkveld vergezeld gaat van een vrolijk lied bij de arbeid. Dat is verklonken, het lied dat zich bij het product aansluit.

Wij vragen: Is er een andere impuls, die als vervanging in de plaats kan komen? Als we de blik op de vele jaren werpen, waar steeds meer fabrieken gebouwd werden en steeds meer mensen in de plaatsen van de moderne ellende van bedrijven en kostwinning samengedreven zijn, als we dat alles aan ons voorbij laten trekken, dan zien we – al mag dan ook veel anders geworden zijn -, dat men meent, de toekomstige ontwikkeling aan het verleden, als lust en liefde nog de impulsen voor de arbeid waren, eenvoudig toe te kunnen voegen. De mensheid heeft echter niet een vervanging kunnen scheppen, die de mensen weer verbindt met het product. Dat kan ook niet weer teruggebracht worden. Maar iets anders kan gedaan worden. Wat kan in de plaats treden? Hoe kunnen lust en liefde weer de impulsen worden, die vleugels worden voor het dagelijks werk? Hoe kunnen ze gecreëerd worden?

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn 12 maart 1908 (bladzijde 245)

Wordt vervolgd

Waarom wijzen velen de antroposofie af?

Het kan zijn, dat een mens zich te zwak voelt, dat hij niet de kracht in zichzelf kan vinden tot begrip voor mededelingen uit de geestelijke wereld. Als dat het geval is, wijst hij ze af uit een soort drift tot zelfbehoud. Hij zou zichzelf verwarren als hij deze mededelingen in zich op zou nemen. Dat voelt hij. En in wezen is het bij allen, die de op de weg van het geestelijk onderzoek verkregen mededelingen afwijzen, deze drift tot zelfbehoud, die deze dingen verwerpt: een bewustzijn dat niet in staat is, oefeningen – dus in de beste zin van het woord ascese – op zichzelf toe te passen. Een dergelijke zelfbeschermingdrang zegt: Als ik deze dingen zou benaderen, zouden ze mij verwarren; ze zouden, als ze in mijn gedachten zouden komen, mijn geest vervullen; ik zou er niets mee kunnen beginnen; dus wijs ik ze af!

Bron: Rudolf Steiner – GA 58 – Metamorphosen des Seelenlebens – Berlijn 11 november 1909 (bladzijde 196-197)

Eerder geplaatst op 2 april 2012.

Bewustzijnsschemering en angsttoestanden na de dood

Het behouden van het bewustzijn na de dood hangt af van zeer bepaalde dingen voor de dood. Zo bijvoorbeeld verduistert het bewustzijn zich gemakkelijker bij een mens met een immorele zielsgesteldheid. Het belangrijkste is dus door de dood te gaan met morele krachten, want het morele bewustzijn houdt onze ziel open voor het licht van de hiërarchieën. Het was mij in de laatste tijd mogelijk mensen na de dood te onderzoeken met morele zielenhouding als ook met immorele zielenhouding, en het bleek daarbij steeds weer dat de mensen met een morele zielsinstelling na de dood een bewustzijn verkrijgen dat helder en duidelijk is; de mensen met een immorele zielsinstelling vervallen in een soort donkere bewustzijnsschemering.

Men kan nu weliswaar vragen: Wat schaadt dat, als de mensen na de dood in een soort bewustzijnsslaap komen? Dan hebben ze niets te lijden en vermijden zelfs de gevolgen van hun immoraliteit. – Dat kan men echter niet tegenwerpen om de reden dat deze verduistering van het bewustzijn gepaard gaat met ontzaglijke angsttoestanden, die zich als gevolg van de immoraliteit voordoen. Na de dood is er geen grotere angsttoestand als deze verduistering van het bewustzijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Milaan 26 oktober 1912 (bladzijde 14)