De alledaagse voorstelling die de mensen zich maken, bijvoorbeeld dat als kinderen sterven, zij verder leven als kinderen, is vanzelfsprekend niet juist

We moeten ons er wel mee bekend maken, dat we ons de mensen, wanneer zij verder leven in de geestelijke wereld, niet zo moeten voorstellen, zoals ze hier in het laatst zijn geweest. De triviale voorstelling die de mensen zich maken, bijvoorbeeld dat als kinderen sterven, zij verder leven als kinderen, is vanzelfsprekend niet juist. De gestalte die de doden in het laatst hadden, kan als beeld in de imaginatie zo verschijnen; dat is echter niet het wezen, maar de uitdrukking. Er kan een kind sterven, maar het mensenwezen dat in het kind belichaamd was, kan een zeer ontwikkelde ziel zijn en na de dood voortleven als een zeer hoog geëvolueerde ziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode – Berlijn 20 november 1915 (bladzijde 68)