Gebrek aan achting, antipathie, onderschatting van het waardeerbare brengen het kennend vermogen tot verlamming en verval

Het valt de mens aanvankelijk niet licht aan te nemen dat gevoelens als eerbied, achting enz. van betekenis zijn voor zijn kenvermogen. De reden daarvan ligt in ’s mensen geneigdheid om zich dit laatste als een op zichzelf staand vermogen voor te stellen, geen verband houdende met het overige zielengebeuren. Men vergeet daarbij dat het de ziel is, die de gave van het kennen bezit. En voor de ziel zijn gevoelens hetzelfde wat voor het lichaam de voedingsstoffen zijn. Geeft men het lichaam stenen in plaats van brood, dan komt zijn werkzaamheid tot stilstand. Zo is het ook met de ziel. Voor haar zijn gevoelens van verering, van achting en devotie voedende stoffen, die haar sterk en gezond maken, bovenal haar kracht geven om tot inzicht te komen. Gebrek aan achting, antipathie, onderschatting van het waardeerbare brengen het kennend vermogen tot verlamming en verval. […] De verering wekt in de ziel een kracht van sympathie, waardoor eigenschappen van het ons omringende die anders verborgen blijven tot ons worden getrokken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten? (bladzijde 25)

Vertaling overgenomen uit de vierde druk van de Nederlandse uitgave (bladzijde 21-22).