Er is geen absolute waarheid; elke waarheid heeft haar missie in een bepaalde tijd. En als we nu van antroposofie spreken, dan weten we dat, als we worden wedergeboren, we iets anders horen en in geheel andere wijze tot elkaar zullen staan. Kijken we terug in tijden dat wij wellicht al eens samen zijn geweest in een of ander gebied in het noorden van Europa, waar mensen zich rond de Druïdepriester verzamelden, die hen de waarheid in de vorm van mythen en sagen vertelde. Zouden we daarbij niet toegehoord hebben en zouden onze zielen niet daardoor gevormd zijn, dan zouden we niet begrijpen wat de antroposofie ons tegenwoordig in een andere vorm weer als waarheid brengt. En als we weer komen zullen, zal in andere vorm gesproken worden, in een hogere vorm. De waarheid ontwikkelt zich zoals alles in de wereld. Zij is de vorm van de goddelijke geest, maar de goddelijke geest heeft vele vormen. Doordringen we ons met dit karakter van de waarheid, dan zullen we een heel andere verhouding tot haar winnen. We zullen onszelf zeggen: Weliswaar leven we in de waarheid, maar zij kan verschillende vormen hebben.
Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart 1 september 1906 (bladzijde 109)