Niet degene die niets weet over de bovenzinnelijke wereld, kan zeggen of die bestaat of niet, maar degene die daarover iets weet. […] De geesteswetenschapper zegt: Niemand heeft te beslissen wat men kan weten of niet kan weten, maar ieder heeft alleen te beslissen over dat wat hij zelf weet. […] Men zegt dat de spirituele wetenschap of antroposofie leidt tot geestelijke hoogmoed, omdat zij beweert dat ze boven de gewone kennis zou kunnen uitgaan. Maar juist het omgekeerde is het geval. Er is geen grotere hoogmoed dan die welke wil beslissen niet alleen over wat hij niet weet, maar zelfs wil beslissen over wat de mens kan weten of niet kan weten. Dat is de hoogmoed die zichzelf als standaard stelt voor alle mensen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn 10 oktober 1907 (bladzijde 18)