Iemand die zo is dat hij alleen voortdurend in hogere werelden leeft of van hogere werelden droomt en de uiterlijke werkelijkheid niet ziet, is niet een geïnitieerde of ingewijde, maar hij is, hoewel wellicht alleen pathologisch in zijn ziel, maar toch pathologisch te noemen. Werkelijke ingewijdenkennis voert niet weg van het gewone fysieke leven en zijn specifieke omstandigheden, maar integendeel, het maakt een mens tot een nauwgezetter waarnemer dan men zonder het vermogen tot schouwen is. En men kan wel zeggen, dat als iemand geen gevoel heeft voor de gewone werkelijkheden, geen interesse heeft voor de details van het leven, geen interesse heeft voor de details in het leven van andere mensen, als hij zo “verheven” – ik zeg dit tussen aanhalingstekens -, als hij zo “verheven” heenzweeft boven het leven en zich niet bekommert om de bijzonderheden, dan kan dit alleen een teken zijn, dat het bij hem niet een werkelijk schouwen is.
Bron: Rudolf Steiner – GA 234 – ANTHROPOSOPHIE Eine Zusammenfassung nach einundzwanzig Jahren – Dornach 9 februari 1924 (bladzijde 133)