Denken/Feiten

Men kan altijd ondervinden dat de mensen door nadenken alleen maar dat vinden, wat ze van te voren al wisten. Op de juiste wijze denken ontstaat pas als men zich eenvoudig door de feiten ertoe laat brengen.

Bron: Gezondheid en ziekte – Dornach 10 januari 1923

Meer uitgebreid plaatste ik dit citaat op 25 maart 2011

Er bestaat hierin een weg, waarlangs de mens tot het inzicht komt, dat hij aan de gehele wereld en aan alle wezens daarin schade berokkent, indien hij zijn krachten niet op de juiste wijze ontplooit

Het is met de geesteswetenschap geenszins zo gesteld, dat zij alleen de enkeling, alleen diens persoonlijk wel en wee zou aangaan. Juist door beschouwingen van de ware wetenschap van het verborgene uit verwerft de mens zich de zekerheid, dat van een hoger gezichtspunt uit het wel en wee van de enkeling innig samenhangt met het heil of onheil van de gehele wereld. Er bestaat hierin een weg, waarlangs de mens tot het inzicht komt, dat hij aan de gehele wereld en aan alle wezens daarin schade berokkent, indien hij zijn krachten niet op de juiste wijze ontplooit. Wanneer de mens zijn leven laat verdorren, doordat hij het verband met het bovenzinnelijke verliest, verwoest hij niet alleen in zijn eigen binnenste iets, waarvan het afsterven hem ten slotte tot vertwijfeling kan brengen, maar vormt hij bovendien door zijn zwakheid een hinderpaal voor de ontwikkeling der gehele wereld, waarin hij leeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 46) – vertaling door Frits Wilmar (bladzijde 31)

In de toekomst draagt het gelaat het stempel van goed en kwaad

In de zesde periode (3573-5733 n. Chr.) van onze na-Atlantische aardeontwikkeling zullen de mensen met zeer specifieke, hun innerlijke morele kwaliteiten uitdrukkende lichamen worden geboren. Men zal de mensen ontmoeten en zal uit hoe ze eruit zien, weten: ze zijn in moreel opzicht zo en zo geaard. De morele fysionomie zal dan bijzonder sterk afgedrukt (Duits: ausgeprägt)zijn, terwijl wat tegenwoordig meer de fysionomie uitmaakt, meer zal zijn teruggetreden. Tegenwoordig wordt de mens in zijn fysionomie veel door de overerving bepaald: hij vertoont gelijkenis met zijn ouders en voorouders en zijn volk en zo meer. Dat zal in het zesde tijdperk geheel en al geen betekenis meer hebben. Dan zal de mens zijn uiterlijk het stempel geven van de gevolgen van zijn incarnaties (Duits: Da wird der Mensch durch seine Inkarnationsfolge sich das Gepräge seines Aussehens geben). De mensen zullen zeer verschillend zijn, maar ze zullen een scherp stempel van hun karakter hebben. Men zal precies weten: Je ontmoet nu een welwillend of een kwaadwillend mens. Zoals men in de tegenwoordige tijd weet: Je ontmoet nu een Italiaan of een Fransman-, zo zal men dan weten: Je ontmoet nu een kwaadaardig of een goedaardig mens, met de verschillende gradaties. – Dat zal dus steeds meer en meer zo zijn, dat het morele zich in het gezicht uitdrukt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 254 – Die okkulte Bewegung im neunzehnten Jahrhundert und ihre Beziehung zur Weltkultur – Dornach 7 november 1915 (bladzijde 261-262)

Angst voor het onbekende/Logische Weerleggingen

Dat wat de mensen tegenwoordig zo vaak inbrengen tegen de resultaten van de geesteswetenschap komt eigenlijk voort uit een onbestemde, diep in de ziel zittende angst. De mensen zijn eigenlijk in feite bevreesd voor de resultaten van de geesteswetenschap. Alles wat de laatste eeuwen voortgebracht hebben in de menselijke beschaving is zo zeer in tegenspraak met deze spirituele wetenschap, dat zij voor de meeste mensen als iets volledig onbekends aan de dag treedt. Voor het onbekende is men altijd bevreesd; maar men wil zich toch deze angst niet toegeven, en zo kleedt men deze angst in zogenaamde logische weerleggingen, in logische kritiek. Wie deze dingen doorzien kan, ziet overal dat de logica van de tegenstander van geesteswetenschap uiteindelijk niets anders is dan een verontschuldiging van de eigen ziel voor de vrees die men voor haar heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 284 – Bilder okkulter Siegel und Säulen – Penmaenmawr 24  augustus 1923 (bladzijde 15-16)

Zie ook: Angst voor het nieuwe en onbekende

Concentratie

Hoe weinig heeft een mens het in de hand om zijn gedachten steeds weer te verdrijven. Dikwijls volgen de gedachten – vooral de onaangename – een mens dagenlang. Hij kan ze niet uitbannen. Het wordt evenwel nog veel moeilijker als wij ons er aan gewend hebben om ons op gedachten te concentreren. Een gedachteninhoud, waarop wij ons geconcentreerd hebben, begint ons tenslotte vast te houden en wij moeten alle moeite opbrengen om hem weer los te laten.

Geestelijke grondslagen voor de opvoedkunst – GA 305 – Oxford 20 augustus 1922

Dit bericht plaatste ik eerder op 22 januari 2011.