Karma en aanleg

Wie zich moeite geeft veel goede daden te volbrengen, zal door de gevoelens die daarbij worden ontwikkeld, in een volgend leven zeer zeker een talent voor het verrichten van goede daden bezitten. Hij zal ook een zorgvuldig ontwikkeld geweten hebben en zal een moreel goed aangelegd mens zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – Die Theosophie des Rosenkreuzers – München 30 mei 1907 (bladzijde 66)

 

Mijn kennis van het geestelijke, daarvan ben ik mij volledig bewust, is resultaat van eigen schouwen

Mijn kennis van het geestelijke, daarvan ben ik mij volledig bewust, is resultaat van eigen schouwen. Ik had te allen tijde, bij alle details en bij de grote overzichten, mijzelf streng gecontroleerd, of ik elke stap in het schouwende voortgaan zo deed, dat volkomen bezonnen bewustzijn deze stappen begeleidde. Zoals de mathematicus van gedachte tot gedachte voortschrijdt, zonder dat onbewuste factoren, autosuggestie, enz. een rol spelen, zo – zei ik tot mijzelf – moet geestelijk schouwen van objectieve imaginatie tot objectieve imaginatie voortschrijden, zonder dat iets anders in de ziel leeft dan de geestelijke inhoud van een helder bezonnen bewustzijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – Die Geheimwissenschaft im Umriss (bladzijde 30) (dit fragment is uit de vertaling van F. Wilmar)

 

Goden der hindernissen

Stelt u eens voor, u moet een kar duwen. Doordat u die vooruit duwt, ontwikkelt u op een bepaalde manier uw krachten. Als men de kar nu belaadt met een zware last, dan moet u harder duwen, maar daardoor ontwikkelen uw krachten zich sterker. Denkt u zich eens in, de godheid zou de wereldevolutie hebben gelaten, zoals ze was: Zeker, de mensen hadden zich goed kunnen ontwikkelen; maar nog sterker kon de mensheid worden, als men haar ontwikkelingshindernissen in de weg legde. Voor het heil der mensheid moest men bepaalde machten tewerkstellen. Deze machten waren vooralsnog niet slecht, ze moeten niet worden beschouwd als kwade machten, men kan zelfs zeggen dat ze zich geofferd hebben, doordat ze zich de ontwikkeling remmend in de weg stelden. Deze machten kan men daarom de goden der hindernissen noemen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 110 – Geistige Hierarchien und ihre Widerspiegelung in der physischen Welt – Düsseldorf 18 april 1909 (bladzijde 162-163)

Bovenzinnelijke wereld rijker en omvangrijker dan de zintuiglijke wereld

Normale en abnormale verschijnselen van het gewone, fysieke leven worden ons pas duidelijk als we het geestelijke leven dat achter het fysieke is, leren kennen, dit geestelijke leven dat veel rijker en omvangrijker is dan het fysieke leven, dat slechts een klein gedeelte ervan vormt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn 19 oktober 1908 (Bladzijde 11)

 

Besonderes Kauderwelsch (eigenaardig koeterwaals)

Een groter begrip voor de geesteswetenschap kan in bredere kring slechts bereikt worden, doordat men geheel onverholen vanuit spiritueel standpunt ook voor een onvoorbereid publiek spreekt. Dan zullen er onder deze onvoorbereide mensen een groot aantal zijn, die zeggen: ‘Dat is allemaal maar dwaasheid, fantasterij, niets dan verzonnen nonsens, wat daar naar voren wordt gebracht!’ Enigen zullen er echter altijd zijn, die door de innerlijkste behoeften van hun ziel een vermoeden ervan krijgen, dat er toch iets in steekt, en die zullen verdergaan en zich er meer en meer inleven. Zulk een geduldig inleven is het waar het op aankomen moet, en dat is het ook wat we bereiken kunnen. Daarom zal het heel natuurlijk zijn, dat een groot deel van degenen die enkel uit nieuwsgierigheid naar een voordracht over geesteswetenschap komen, nadien gemakkelijk in de wereld het oordeel rondstrooit: Dat is een sekte die niets dan  zonderlinge kletspraat (Duits: besonderes Kauderwelsch) verspreidt!

Bron: Rudolf Steiner – GA 107 – Geisteswissenschaftliche Menschenkunde – Berlijn 21 oktober 1908 (Bladzijde 27)