Dat men niets meer weet van de geestelijke wereld, dat heeft in werkelijkheid de ontzaglijke ellende veroorzaakt…

En dat, mijne heren, dat men niets meer weet van de geestelijke wereld, dat heeft in werkelijkheid de ontzaglijke ellende veroorzaakt. […] En te zeggen: De mensen hebben het verdiend, omdat zij in hun vorige leven slechte dingen gedaan hebben-, dat is natuurlijk onzin, want het is niet het lot van ieder afzonderlijk individu, maar het is het gemeenschappelijke lot van de individuen. Maar ieder ervaart het in dit leven. Denk maar aan hoeveel ellende de mens in zijn huidige leven meemaakt. Van een vroeger leven is het niet afkomstig. Maar in het volgende leven zal hij de gevolgen van de misère van tegenwoordig hebben. Het gevolg ervan zal zijn dat hij verstandiger zal zijn en dat hij meer op de geest gericht is (Duits: daß die Geistwelt in ihn eher hineingehen kann). Zodat dus de tegenwoordige ellende al voor de toekomst een opvoeding is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 350 – Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen – Dornach 16 juni 1923 (bladzijde 119)