De huisarts en de helderziende patiënte

De gevoeligheid voor het geestelijke moet men op de juiste wijze beoordelen. Men moet zeer zorgvuldig onderscheiden: Is er werkelijk sprake van gevoeligheid voor het geestelijke, of is deze gevoeligheid toch nog fysiek verklaarbaar. Als iemand niet kritisch is, dan kan hij helemaal niet juist over deze dingen spreken. Ik wil u daarvan ook nog een voorbeeld geven. Er was eens een patiënt die op de vierde verdieping van een huis woonde. De huisarts moest haar dagelijks bezoeken, ook nog in de tijd dat ze al aan de betere hand was, want de zaak was tamelijk gevaarlijk. De arts kwam echter niet elke dag op dezelfde tijd, maar op zeer verschillende uren, maar de zieke wist iedere dag boven op de vierde verdieping heel precies: Nu komt de dokter – ook als hij nog helemaal beneden was. Als hij nog buiten het huis voor de deur stond, dan wist zij al: Nu komt de dokter. – Voornamelijk echter wist zij het, als hij nog helemaal beneden was in de gang van het huis, nog voor hij een trap opgegaan was. Dat vertelden die mensen de dokter en zeiden: ‘Ja, zij weet dat door helderziendheid.’ Nu, de arts was een beetje kribbig. Artsen geloven dat niet meteen. Maar toen steeds weer opnieuw door de mensen tegen hem werd gezegd: ‘Ja, onze dochter is helderziend, zij weet het als u daar beneden bent’, toen zei hij op een keer: ‘Ik zal dit verhaal eens controleren!’ En hij trok zeer zachtjes zijn laarzen uit voordat hij door de deur het huis binnen ging. En toen wist ze het niet! Nu, ziet u, zulke gevallen zijn er natuurlijk ook en die moet men goed nagaan. Want deze patiënt had eenvoudig een fijngevoelig gehoor gekregen door het lange liggen en had de stappen van beneden gehoord, die men anders boven niet hoorde. Als men van alles meteen zegt, dat het helderziendheid is, dan heeft men natuurlijk geen recht van geestelijke werelden te spreken. Men moet zeer precies onderscheid weten te maken tussen wat met de zintuigen kan worden waargenomen en wat niet meer met de zintuigen kan worden waargenomen.

Bron: Rudolf Steiner  – GA 350 – Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen, Wie kommt man zum Schauen der geistigen Welt? – Dornach 13 juni 1923 (bladzijde 90-91)