Zonder verering komt geen mens ooit tot kennis. Iemand kan nog zo’n scherp verstand of indringend vernuft bezitten, of zelfs schemerachtige helderziende krachten ontwikkeld hebben – tot echt, waar inzicht dringt men niet door zonder dat wat men grote verering noemt. Want de ware kennis kunnen ons alleen die wezens geven die in hun ontwikkeling de mensheid ver vooruit zijn gegaan. Iedereen geeft toe dat de individuele mensen verschillend ver zijn ontwikkeld. In onze materialistische tijd erkent men dat misschien niet zo graag, maar zekere verschillen kunnen niet worden betwist. Maar de meesten zijn wel van mening dan hun kennis al het hoogste is. Dat er nog hogere wezens zijn, die boven Goethe en Franciscus van Assisi uitgaan, dat zal men niet zo gauw toegeven. Niettemin is dat de basisvoorwaarde voor werkelijke kennis. Niemand bereikt die, als men niet deze grote verering heeft, welke door de nivellerende beschouwing van onze tijd geheel verloren is gegaan.
Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn 7 mei 1906 (bladzijde 55)
PS. Het woord Verering heeft in Nederland nogal een negatieve bijklank. Als iemand bijvoorbeeld zou zeggen: ‘Ik heb grote verering voor de Minister-president of de Koningin’ (ik noem maar wat), dan zouden de mensen denken, dat zo iemand niet goed snik is. Het woord heeft te veel een religieus tintje. Het zou misschien beter zijn het woord te vervangen door bijvoorbeeld Ontzag, Bewondering, Hoogachting.
Beste Ridzerd,
Even wat anders. In de rechterkolom heb je al een tijdje een foto van Steiner staan, waarbij je schrijft: ‘Prachtige foto van Steiner, jaartal mij niet bekend’. Nu vind ik in de Steinerbiografie van Ed Taylor op blz. 136 dezelfde foto, met als onderschrift: ‘Rudolf Steiner in 1912.’ Helaas worden in dit boek geen bronnen voor het fotomateriaal aangegeven. We zullen maar aannemen dat dit klopt.
Aha, bedankt, dan zou Steiner hier dus 51 of 50 jaar zijn. Dat kan zo te zien wel kloppen. Ik heb zelf zojuist ook nog even gespeurd en kwam toen deze merkwaardige foto tegen.
Zo te zien is dat Marie von Sivers en Steiner zelf met een pruik op. Er staat bij de foto: Scene from Rudolf Steiner’s play, The Portal of Initiation (1910)
Ha, het is net wat anders: die figuur rechts is Mieta Waller, een Nederlandse die in Berlijn in hetzelfde huis woonde als Steiner, een huisvriendin dus, die de rol van Johannes Thomasius speelde in Steiners mysteriedrama’s. Links is inderdaad Marie von Sivers. Ze zou pas eind 1914 mevrouw Steiner worden, vanwege de Eerste Wereldoorlog die net die herfst was uitgebroken. Aangezien zij Russische van geboorte was (in St.-Petersburg in een Duitse emigrantenfamilie geboren, jaja, de allochtonenproblematiek speelde toen al) was het wel handig als een inwoner van een van de aartsvijanden van Duitsland legaal bij Steiner kon verblijven.
O juist, dan sla ik de plank aardig mis, nu ja die foto is ook wel onduidelijk, maar ik vind haar qua houding en gezicht wel wat op Steiner lijken.
Zou Steiner alleen met Marie zijn getrouwd in verband met de oorlog of was hij anders evengoed wel met haar getrouwd, denkt u? In ieder geval kon hij niet voor 1911 met haar trouwen, want in dat jaar is Anna Eunike overleden, van wie hij nooit gescheiden is, hoewel hij vanaf 1904 al niet meer bij haar woonde, als ik mij het goed herinner.
We zouden toch jij’en en jou’en? Een oude gewoonte is moeilijk te doorbreken… Je hebt gelijk wat de personen en jaartallen betreft. Ik denk niet dat Steiner getrouwd zou zijn zonder Wereldoorlog. Het was alleen een burgerhuwelijk, net als met Anna Eunike trouwens. Hij haalde zich er allerlei problemen mee op de hals. Er ontstond een geweldige beroering in de Antroposofische Vereniging (in Dornach), die net twee jaar tevoren was opgericht. Vooral bij een bepaald vrouwelijk deel ervan, dat hoop had gekoesterd op de plaats die Marie von Sivers nu voor hen had ingenomen. Steiner was er zo kwaad over, dat hij allerlei ‘therapeutische sessies’ in verenigingsverband moest houden (allemaal gedocumenteerd in GA 253). Uiteindelijk werd het hem zo bar, dat hij ervoor zorgde dat Marie zich terugtrok uit het bestuur van de vereniging (ze maakte deel uit van het oprichtingsbestuur, samen met twee anderen). Dan was ze daar in ieder geval van verschoond.
O ja, dat is ook zo, ik had er weer niet aan gedacht, inderdaad de macht der gewoonte.
Ja, ik had er ook wel eens het een en ander over gelezen, over die jaloezie bedoel ik, zoals bijv. dat Steiner na zijn voordrachten zich vaak terugtrok met Ita Wegman om te schrijven aan dat boek over geneeskunde en dat sommige vrouwen dan zowat kookten van woede. Kinderachtig gedoe eigenlijk, maar ja, Steiner was dan ook wel een zeer, zeer bijzonder iemand, die natuurlijk ‘goed in de markt’ ligt. Bovendien was hij, vooral toen hij nog jong was, buitengewoon knap van uiterlijk. Zogezegd ‘een hoofdprijs in de liefdesloterij.’
Ik denk dat ik die GA 253 eerst maar eens moet lezen, dat lijkt me zeer interessant, ik heb er nog nooit een letter van gelezen. Ik was momenteel bezig in GA 60, maar daar stop ik eerst maar even mee.