Het is een onjuiste voorstelling als de theosofen geloven dat de reïncarnatie geen begin en geen einde heeft. […] Het is slechts een bepaalde tijdsperiode in de aardse ontwikkeling waarin de mens reïncarneert. Daaraan voorafgegaan is een geestelijk bestaan, dat geen wederbelichaming nodig maakte, en erop volgen zal weer een geestelijke staat, die ook geen wederbelichaming vereist.
Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn 23 mei 1904 (bladzijde 25)