Wat men tegenwoordig vaak als sociale maatschappijvormen beschrijft, is eigenlijk alleen de buitenkant. Dat het dat is, kan men zeer duidelijk maken aan zo’n voorbeeld als het volgende. Wij kunnen in de huidige tijd alleen met ontzetting kijken naar wat zich in het Oosten van Europa als een sociale maatschappij wil laten gelden. Maar als men kijkt naar wat tegenwoordig in het Europese Oosten gebeurt, moet men zich herinneren wat ongeveer acht eeuwen geleden in Azië, in China, gebeurd is. Als men dan beschrijft hoe deze acht eeuwen geleden in China met een zekere onverwachtheid een staatsinrichting werd gezocht en ook in zeer hoge mate werd ontwikkeld – door de hervormbeweging van Wang An Shi (1021-1086) -, die erop gericht
was alle aangelegenheden, ook die van economische aard, in alle details van staatswege te regelen, als men beschrijft, dat er in deze tijd in China overheidsinstanties waren, die de prijs van week tot week vaststelden, dat er overheidsinstanties waren die de manier aangaven hoe hier en hoe daar de grond moest worden bebouwd, dat er overheidsinstanties waren welke het zaaigoed voor het land aan de boerenbevolking toewezen, dat in deze tijd in China getracht werd de mensen die bijzonder rijk waren, in hoge mate te belasten, zodat hun vermogen langzamerhand in de gemeenschap overging, als men zich dat alles herinnert, dan kan men zeggen: Wat in onze tijd door bepaalde kringen als een sociale hervorming in Oost-Europa gezocht word, dat was 800 jaar geleden in hoge graad in 30 jaar verwerkelijkt, tot de betreffende socialistische regering gevallen was en hun aanhangers uit China verdreven werden. Dertig jaar lang heeft daar een maatschappijvorm geduurd, waarvan men kan zeggen: Als men deze beschrijft en daarbij helemaal niet zou zeggen, dat het betrekking heeft op China, dan zou men kunnen denken, dat het betrekking heeft op het huidige Rusland.
Bron: Rudolf Steiner – GA 83 – Westliche und östliche Weltgegensätzlichkeit – Wenen 8 juni 1922 (bladzijde 207-208)