Antipathie en karma (2) – De mensen gaan met veel meer haat door de wereld dan ze denken

In het volgende leven komt dan uit die haatgevoelens terug: het bedroevende gedrag van de omringende wereld, de onlust die daarvan het gevolg is, dus het tegendeel van vreugde. U zult zeggen: ‘We beleven zo veel verdriet, zou dat nu alles afkomstig zijn van grotere of minder grote haat uit een vorig leven? Ik kan me niet voorstellen, dat ik zo’n slecht mens ben geweest, dat ik zo veel gevoelens van onlust moet hebben, omdat ik zo veel gehaat heb.’ Zoiets kan men stellig zeggen. Als men op dit gebied onbevangen denken wil, moet men zich duidelijk voor ogen houden, hoe groot de illusie is, die men graag heeft en waar men zich ook snel aan overgeeft door zich wijs te maken, dat men geen antipathie voor andere mensen voelt. De mensen gaan met veel meer haat door de wereld dan ze denken of tenminste met veel meer antipathie. Het is nu eenmaal zo dat men zich van die haat niet bewust is, omdat hij een zekere bevrediging geeft; die bevrediging bedekt de haat. Pas als het leed van buitenaf op ons toekomt, wordt het als leed ervaren.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – Geesteswetenschappelijke beschouwingen van het karma (bladzijde 68-69) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1976

GA 235 – Dornach 24 februari 1924 (bladzijde 73)