De mensen geloven vrij te zijn in hun beslissingen, gedachten en begrippen, maar ze worden geleid door wat achter de fysiekzintuiglijke wereld als geestelijke wezens aanwezig is. Wat de mensen hun eigen verstand noemen, waarvan ze geloven dat hierdoor de loop der tijden geleid wordt, dat is tegelijk de uitdrukking van eraan ten grondslag liggende (Duits: dahinterstehende) spirituele wezens.
Bron: Rudolf Steiner – GA 57 – Berlijn 12 maart 1909 (bladzijde 338)
PS. Zoals zo vaak begrijp ik ook hier weer niet veel van. Neem nu eens als voorbeeld een ontwikkeling welke vanaf pakweg eind 19de eeuw van grote invloed is geweest en de wereld veranderd heeft, namelijk de gigantische ontwikkeling van de techniek en dan met name de elektronica. Hoe moet men het zich voorstellen dat achter deze ontwikkeling geestelijke wezens staan? Achter deze uitvindingen zouden dus geestelijke wezens staan die de ideeën en scheppingen van de mensen inspireren. Maar die geestelijke wezens zien de materiële, zintuiglijke wereld niet, als ik het goed begrepen heb. Die hogere, spirituele wezens zijn dus wel de inspiratoren van de grote uitvindingen als vliegtuigen, computers, auto’s enzovoort, maar zij zien hun eigen scheppingen niet, althans niet stoffelijk-zintuiglijk. Hoe kan dat nu: iets creëren, maar zelf de creatie niet kunnen zien? Steiner schrijft in Theosofie dat van alles wat op aarde door mensen tot stand wordt gebracht, de oerbeelden zich bevinden in de geestelijke wereld. In het hoofdstuk De wereld van de geest schrijft hij veel over deze oerbeelden. Het zijn scheppende wezens, ze zijn de ontwerpers van alles wat ontstaat in de stoffelijke wereld en de wereld van de ziel. Hij schrijft daar uitvoerig over en wie het leest, kan ook nauwelijks nog twijfelen dat het waar is, wat hij schrijft, want zulke dingen kan de grootste fantast nog niet bedenken. En trouwens, waarom zou hij iets bedenken? Als Steiner iets had willen bedenken en de mensen voor het lapje houden, dan had hij wel iets eenvoudigers bedacht.