Opvoeding/Zelfopvoeding

In feite is er op geen enkele trap een andere opvoeding dan zelfopvoeding. […] Iedere opvoeding is zelfopvoeding. En we zijn eigenlijk als onderwijzer en opvoeder alleen de omgeving van het zichzelf opvoedende kind. Wij moeten slechts voor de meest gunstige omgeving zorgen, zodat het kind zich aan ons zich zo opvoedt, zoals het zich door zijn innerlijk lot ontwikkelen moet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis – Dornach 20 april 1923 (bladzijde 131)

PS. Steiner bedoelt hier met ‘omgeving’ vooral het gedrag en het voorbeeld dat de opvoeders, ouders en anderen aan het kind laten zien. Niet alleen in daden en woorden, maar ook in gedachten en gevoelens. Ik hoop hier de komende dagen nog meer citaten over te plaatsen.

Denk ook aan de prachtige oneliner van Krishnamurti: Voed jezelf op en laat je kinderen met rust.

Krishnamurti 1895-1986

Met mooie slagzinnen komen we er niet

Zeker, er zijn vaak mooie grondbeginselen met betrekking tot opvoedkunde naar voren gebracht. Er wordt bijvoorbeeld terecht  opgemerkt: Ja, het onderwijs heeft toch zulke principes als “men moet niets van buitenaf in de kinderen proppen; men moet alles wat men de kinderen wil bijbrengen, uit hun eigen aanleg en capaciteiten naar boven halen.” Zeer juist, een uitstekende basisregel – maar abstract en theoretisch. En zo zien we dat veruit het meeste van onze levenspraktijk in abstracties, in theoretische programma’s is opgesteld. Want wat men nodig heeft om zoiets uit te voeren als het uit de individualiteit halen van wat het kind in zich ontwikkelen moet, daarvoor heeft men werkelijke mensenkennis nodig. Menselijk inzicht, dat tot in alle diepten van de mens gaat. Een zodanige mensenkennis kan echter de wetenschap, die tot op heden in de moderne beschaving voorhanden is, ondanks haar grote triomfen, niet geven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – Erziehung zum Leben – Amsterdam 28 februari 1921 (bladzijde 51)

Zonder bovenzinnelijke kennis is inzicht in de mens onmogelijk

Wat verkrijgt men dan eigenlijk door deze geesteswetenschap zoals ik ze nu in grote lijnen geschetst heb? Men krijgt vóór alles een werkelijke mensenkennis. Zonder dat men in het bovenzinnelijke kan waarnemen, is het onmogelijk inzicht in de mens te hebben. […] En alleen vanuit echte mensenkennis kan ware onderwijskunst en ware opvoedingskunst ontstaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – Erziehung zum Leben – Amsterdam 28 februari 1921 (bladzijde 49-50)

Deze foto van Steiner in 1911 zag ik vandaag op internet en had ik nog niet eerder gezien

De leerling is soms wijzer dan de onderwijzer

Men heeft als onderwijzer de meest verschillende individualiteiten voor zich, en men moet niet met het gevoel in de klas staan: Zo als jij bent, zo moeten allen worden, die jij onderwijst of opvoedt. Dit gevoel mag men geheel niet hebben. Waarom niet? Nu, er zouden, als het geluk met ons is, onder de scholieren die men voor zich heeft, naast heel dommen, drie of vier kinderen met een geniale aanleg kunnen zijn. En u zult mij toch echt wel toegeven, dat men niet enkel genieën tot leraar maken kan en dat het zelfs niet zelden zal voorkomen, dat de leraar niet de genialiteit heeft, die eens degenen zullen hebben, die misschien door hem opgevoed en onderricht moeten worden. Maar de leraar moet niet alleen degenen die zo kunnen worden als hij, maar hij moet ook degenen opvoeden en onderwijzen, die met hun aanleg ver boven hem zouden kunnen uitgroeien. Dat zal men echter alleen kunnen, als men zich als leraar geheel en al afwent om de leerling te willen maken tot wat men zelf is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis – Dornach 20 april 1923 (bladzijde 130-131)

Zie ook: blog van 29 maart 2011

Catastrofale tijd

Ik wees erop (in de voordracht van 19 februari in Amsterdam), dat deze bovenzinnelijke inzichten slechts bereikt kunnen worden doordat de mens bepaalde in zijn ziel in aanleg aanwezige vermogens tot ontwikkeling brengt. Van deze vermogens wil men tegenwoordig in brede kringen van onze beschaafde mensheid evenwel nog niets weten. Maar juist hierop, dat men van deze vaardigheden niets wil weten, berust het voor ieder bemerkbare catastrofale van onze tijd.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – Erziehung zum Leben – Amsterdam 28 februari 1921 (bladzijde 45)