Bij Wiener-Neustadt en verder in de richting van Stiermarken gaan de bergen over in de laagvlakte, waar de Leitha doorheen stroomt. Op de helling van een berg lag een klooster van de redemptoristen. Op mijn wandelingen ontmoette ik de monniken dikwijls. Ik weet nog, hoe ik er naar verlangde dat ze me zouden aanspreken. Ze deden het nooit. En zo hield ik van zo’n ontmoeting alleen maar een vage, hoewel plechtige indruk over, die me steeds lang bijbleef. In mijn negende jaar vatte de gedachte bij mij post, dat er met de opgaven van deze monniken belangrijke zaken verbonden moesten zijn, die ik zou moeten leren kennen. Ook op dit punt moest ik veel onbeantwoorde vragen in mij omdragen. Ja, door deze vragen over alle mogelijke dingen was ik als jongen heel eenzaam.
Bron: Nederlandstalige uitgave van Mijn Levensweg – bladzijde 14 (Uitgave 1981, Vrij Geestesleven)
Duitstalig: GA 28 – Mein Lebensgang
Let wel: Op deze leeftijd van acht, negen jaar had Steiner al helderziende ervaringen. Daarover spreekt hij in dit boek niet. Maar in een voordracht uit 1913 vertelt hij over de zelfmoord van een familielid, van wie hij de overleden ziel zag. Over deze ervaringen sprak hij echter met niemand. Daarover zegt hij in die voordracht: ‘Er was niemand in zijn familie met wie hij hierover kon spreken, want hij zou toen reeds de grofste woorden over zijn dom bijgeloof hebben moeten slikken.’
Op ongeveer dezelfde leeftijd bestudeerde hij tegelijkertijd met de grootste interesse geometrie en astronomie. Het is eigenlijk ronduit ongelooflijk over hoeveel kracht en rijpheid en uitzonderlijke begaafdheid hij reeds als kind van acht, negen jaar beschikte.