Degenen die het meeste bogen op hun onbaatzuchtigheid, zijn de minst onzelfzuchtigen, zoals degenen die bij elke derde zin het woord ‘waar’ in de mond nemen gewoonlijk de meest onwaarachtigen zijn. […] Ten eerste gaat het erom dieper en dieper in de werkelijke waarheden en inzichten van de geesteswetenschap door te dringen, en niet zulke idealen zich voor te nemen als: Jij zult je Ik overwinnen. – Met een dergelijke frase is het helemaal niets gedaan. Er is niets mee gedaan, als hier bijvoorbeeld een kachel staat en ik zeg tegen hem: Jij moet een brave kachel zijn, jij moet de kamer warm maken. – U kunt hem aaien en liefdevol behandelen, maar daarmee is het niets gedaan. Die kachel blijft koud. Pas als u de kachel hout geeft, zal hij warm worden. Evenzo baat het ook helemaal niets om in de wereld deugd, onzelfzuchtigheid, vrijheid te preken. Het juiste is: de mensen brandstof te geven: en de brandstof zijn de spirituele waarheden.
Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Berlijn 12 december 1907 (bladzijde 148)