Rudolf Steiner – Bewustzijn/Onderbewustzijn

In het menselijk zielenleven zijn diepten die zich niet in begrippen, voorstellingen, wilsuitingen, in ieder geval niet in de bewuste, uitleven, maar alleen in het karakter, de aard van het willen, in het cachet van het menselijk zielenleven. Een onderbewust zielenleven is het; en alles, wat in het bewuste zielenleven kan zijn, wat dan een rol speelt, is ook in het onderbewustzijn. Emoties, passies, sympathieën en antipathieën, die we in het het gewone leven op bewuste wijze duidelijk in de ziel voelen, zij kunnen ook in de onderbewuste regionen zijn, worden echter in deze niet waargenomen, maar werken in de ziel als een natuurkracht, werken zo in de ziel als bijvoorbeeld de spijsvertering in het organisme onbewust werkt, – behalve dat ze psychisch en niet lichamelijk zijn. Er is een heel gebied van onderbewust zielenleven. En veel van wat de mens in het leven beweert, wat hij in het leven gelooft en zegt, dat gelooft en zegt hij volstrekt niet op grond van voorwaarden waar hij zich volledig van bewust is; maar hij gelooft en meent en huldigt zijn opvattingen vanuit het onderbewuste zielenleven, omdat gevoelens, neigingen, waar hij zich niet bewust van is, hem daartoe drijven.

Bron: GA 63 – Berlijn 6 november 1913 (bladzijde 63-64)

Tweede commentaar van mezelf op Egoïsme/Armoede/Ellende

De afgelopen dagen heb ik elf fragmenten geplaatst uit een voordracht van Rudolf Steiner. Zeer beknopt samengevat komt het er op neer dat volgens Steiner de oorzaak van alle sociale ellende het egoïsme, het eigenbelang, de zelfzucht is. Een sociale, rechtvaardige samenleving kan alleen ontstaan als de mensen geen loon meer ontvangen voor hun werk. Dat arbeid en loon dus van elkaar gescheiden worden. De mens ontvangt wel van de gemeenschap geld voor zijn levensonderhoud, maar zijn arbeid wordt niet persoonlijk beloond. Het motief voor de arbeid moet gevonden worden in de dienst aan de samenleving als geheel. Met andere woorden: de mens zou moeten werken uit liefde en niet uit egoïsme. En alleen een spirituele levensbeschouwing kan volgens Steiner de zielen zo veredelen dat de mensen liefdevolle werkers worden inplaats van egoïstische werkers. Een materialistische levensbeschouwing zou dit nooit kunnen bewerkstelligen.

Het lijkt allemaal logisch en zo klaar als een klontje, maar toch heb ik er twijfels bij. Want over het algemeen kan men wel zeggen, dat geen mens werk wil doen, dat hij vervelend en onbevredigend vindt. Als hij dit onbevredigende, nare werk dan evengoed wel doet, is dat omdat het noodzakelijk is voor zijn levensonderhoud. En als het niet direct noodzakelijk is voor zijn levensonderhoud, dan zal hij het onbevredigende werk doen om meer luxe te verkrijgen, zoals een mooi huis, auto, vakantie enzovoort. Zodra hij het onbevredigende werk voor levensonderhoud en luxe niet meer zal hoeven doen, stopt hij ermee.

Ik zie eigenlijk niet in waarom dit onder invloed van een spirituele wereldbeschouwing anders zou worden. Stel een mens gaat elke dag met lood in zijn schoenen naar het werk. Maar nu is hij antroposoof of theosoof of in ieder geval een mens geworden die op het spirituele gericht is. Zal hij nu zeggen: ‘Ik vind er geen bal aan en ik wou wel graag van dit werk af, maar ik ga er maar mee door omdat mijn ziel zo veredeld is door de spirituele levensbeschouwing.’? Het kan ook zijn dat hij het motief voor zijn arbeid vindt in de gedachte dat hij door de zelfopoffering en het leed van deze arbeid zichzelf veredelt en verbetert. Zodat dus toch weer het egoïsme om de hoek komt kijken. Dat is dan als het ware een verfijnde, spirituele zelfzucht. Maar zelfs in dit geval is de kans toch groot dat de noeste werker zegt: ‘Het kan wel zijn dat arbeid adelt, maar ik heb er tabak van en stop ermee.’ 

Ik begrijp wel dat de mens ook kan werken omdat hij inziet dat het noodzakelijk is voor de samenleving en dat hij niet altijd alleen aan zichzelf moet denken, maar voor dit inzicht is een spirituele levensbeschouwing niet nodig. Dat kan ook een materialistisch ingesteld persoon wel inzien. Ik kan me goed voorstellen dat iemand zou zeggen: ‘Ik moet niets van dat geklets over het hogere en het karma hebben. Dood is dood en daarna is er helemaal niks. Maar ik zie wel in dat werken voor de gemeenschap en andere mensen noodzakelijk is. Daarom doe ik toch werk voor andere mensen.’ Er zijn zelfs mensen die bijvoorbeeld naar een ontwikkelingsland gaan om de noodlijdende bevolking te helpen, terwijl deze mensen helemaal niet religieus of spiritueel zijn.

Steiner stelt dus, als ik het tenminste goed heb begrepen, dat een materialistische levensbeschouwing nooit sterk genoeg kan werken op de mensenzielen om inderdaad hun egoïsme te overwinnen. Alleen een geestelijke wereldbeschouwing kan dat. En dat begrijp ik niet echt goed. Waarom zou een mens door een spirituele wereldbeschouwing zijn egoïsme wel overwinnen? Is het omdat een mens zijn bestaan nooit op een hoger plan kan brengen, met andere woorden dat een mens nooit in het geestelijke leven na de dood kan bestaan zolang hij nog egoïsme in zich heeft? Nog anders gezegd: heeft egoïsme in de spirituele wereld helemaal geen burgerrecht? Moet de mens alle zelfzucht afleggen omdat er anders geen mogelijkheid is om te bestaan in de bovenaardse wereld? Als het inderdaad zo is, dan zal het dus de taak van de mens zijn om in de loop van vele levens alle zelfzucht te overwinnen.


Rudolf Steiner – Egoïsme/Armoede/ Ellende (11-slot) – Sociale vooruitgang zal niet door een abstracte maatregel bereikt worden, maar is een som van wat de individuele zielen doen

Wat u ook gestudeerd hebt in het uiterlijke leven, bestudeert u ook ijverig de wetten van de menselijke samenleving. Als mensen samenleven, leven niet enkel lichamen, maar ook zielen, geesten samen. Daarom kan alleen spiritueel inzicht de basis voor een sociale wereldbeschouwing zijn. En zo zien we dat inderdaad de verdieping van de geest ons biedt wat voor ieder van ons datgene kan brengen, wat ons geschikt maakt vanuit onze geringe positie in onze situatie mee te werken aan de grote sociale vooruitgang. Want deze sociale vooruitgang zal niet door een abstracte maatregel bereikt worden, maar is een som van wat de individuele zielen doen. En enkel en alleen een wereldbeschouwing als de geesteswetenschap werkt zodanig aan de individuele ziel, dat zij zich werkelijk boven zich verheft. Doordat onze sociale ellende zijn basis heeft in persoonlijk eigenbelang, in plaats van in onze sociale regelingen, daarom kan alleen een wereldbeschouwing die het Ik verheft boven het persoonlijke eigenbelang, helpen. Hoe vreemd het lijkt, voedsel komt niet alleen van onze arbeid; voeding in plaats van armoede, leed en ellende komt van de geesteswetenschappelijke verdieping. Spirituele wetenschap is een middel om de mensen voeding en welzijn te geven, in de ware zin van het woord.

Bron: GA 054 – Hamburg 2 maart 1908 (bladzijde 103-104)

Rudolf Steiner – Egoïsme/Armoede/ Ellende (10) – Lijdt een mens onder de sociale omstandigheden, dan lijdt hij in waarheid onder wat zijn medemensen hem toebrengen

Alleen een wereldbeschouwing die tot in de kern gaat en daar de waarheid vandaan haalt, kan ons het ware gezicht van de wereld tonen. Het is nimmer juist, dat wij door ware kennis, als wij het ware gezicht van de wereld zien, slecht zouden kunnen worden. Waar is het dat het slechte in de mens alleen van dwaling, alleen van vergissingen kan komen. Daarom bouwt de geesteswetenschap vanuit de kennis van de menselijke natuur erop dat door haar bereikt kan worden waarover de edele sociale hervormer Owen zich zo vergist heeft. Hij zegt: ‘Het is noodzakelijk dat de mensen eerst voorgelicht worden, dat de moraal verbeterd wordt.’ De spirituele kennis zegt echter: De nadruk op dit beginsel doet het niet alleen, maar de middelen waardoor de ziel veredeld kan worden, moeten erbij gegeven worden. Want als door een geestelijk gerichte wereldbeschouwing de zielen veredeld en gescherpt zijn, dan zullen de omstandigheden en uiterlijke verhoudingen, die altijd een spiegelbeeld zijn van wat de mens denkt, navolgen. Niet door de omstandigheden worden de mensen bepaald, maar, in zoverre de omstandigheden sociaal zijn, worden deze omstandigheden door mensen gemaakt. Lijdt een mens onder de sociale omstandigheden, dan lijdt hij in waarheid onder wat zijn medemensen hem toebrengen. En alle ellende die door de industriële ontwikkeling is gekomen – dat moet wie de waarheid zoekt toegeven -, dat kwam uitsluitend doordat de mensen dezelfde geestkracht die zij hebben gebruikt voor de heilzame uiterlijke vooruitgang, niet voor nodig gevonden hebben aan te wenden voor de verbetering van het lot van de mensen die gebruikt werden voor deze vooruitgang.

Wordt vervolgd

Bron: GA 054 – Hamburg 2 maart 1908 (bladzijde 102-103)

Rudolf Steiner – Egoïsme/Armoede/ Ellende (9) – Es ist unanständig alles auf persönlichen Eigennutz zu bauen

Nu zou iemand kunnen zeggen: ‘Dat is een mooi staaltje over de sociale problemen; dat is ook wat moois! Hebben wij niet altijd verkondigd’, zou iemand kunnen zeggen, ‘dat de mensen nu eenmaal egoïstisch zijn en dat men met hun egoïsme rekening moet houden? En dan komt nu die spirituele wereldbeschouwing en zegt dat het anders zou kunnen worden.’

Nu, zeker is dat altijd verkondigd, dat dit niet anders zou kunnen en men heeft hieraan zowat zijn hart opgehaald en gezegd: ‘Hij is de ware practicus, die op het menselijke egoïsme rekent.’  Zeker, aber hier kehrt sich leider im Denken der Menschen der Spieß nicht um. (??) Want degenen die alles op de omstandigheden schuiven, die alles op de instellingen (Einrichtungen) schuiven, zouden toch op zijn minst moeten toegeven dat juist doordat de omstandigheden zo waren zoals zij die tot op heden gevormd hebben, ook deze neiging en impuls in de mensen is gekomen. Daar echter schiet het denken te kort. Want anders zouden ze moeten zeggen: Ja, er wordt onder alle omstandigheden een heel andere omgeving gecreëerd als de voorstelling ingeburgerd raakt, dat het onfatsoenlijk is alles op persoonlijk eigenbelang te bouwen.

Wordt vervolgd

Bron: GA 054 – Hamburg 2 maart 1908 (bladzijde 101-102)