Ons leven staat tegenwoordig in het tegengestelde teken van het beginsel dat loon en arbeid gescheiden wordt, namelijk in het teken dat de mens steeds meer aanspraak maken wil op, zoals men zegt, de volle vruchten van zijn arbeid. Zo lang het denken zich in deze richting zal bewegen, zo lang zal men in steeds ongunstiger toestanden belanden. [….] Bedenkt u eens hoe in de wijdverbreide socialistische beweging gesproken wordt over uitbuiters en uitgebuiten. Wie is voor een helder denken de uitbuiter en wie is de uitgebuite? Laten we eens kijken naar een mens die voor een hongerloon een kledingstuk vervaardigt. Wie is zijn uitbuiter? Men zou kunnen zeggen: dat is degene die dit kledingstuk koopt en daarvoor een te geringe prijs betaalt. Koopt echter alleen de rijke dit kledingstuk? Koopt niet dezelfde arbeider, die over uitbuiting klaagt, ditzelfde goedkope kledingstuk? En verlangt hij niet vandaag de dag, binnen de sociale situatie, dat het zo goedkoop mogelijk zal zijn? Ziet u, ook de handwerkster die met bloedige vingers de hele week werkt, kan op zondag een jurk voor een goedkope prijs dragen, doordat de arbeidskracht van andere mensen uitgebuit wordt.
Wordt vervolgd
Bron: GA 054 – Hamburg 2 maart 1908 (bladzijde 99-100)