De tekst van Steiner, waarvan ik de afgelopen dagen vijf fragmenten heb geplaatst en waarvan nog meer zullen volgen, roept toch veel vragen en bedenkingen op. Het is niet moeilijk in te zien, dat in sociaal opzicht veel betere resultaten zullen worden bereikt als iedereen in dienst van het geheel zou werken en niets voor zichzelf zou eisen voor zijn werk. Ik denk dat Steiner het grootste gelijk heeft met zijn bewering dat egoïsme de oorzaak van alle sociale ellende en onrechtvaardigheid is op de wereld. Het is dus de bedoeling dat de mens een onegoïstische werker wordt en dat hij niet werkt uit eigenbelang, maar in dienst van de maatschappij als geheel. Dan is de voor de hand liggende vraag: Hoe krijgt men de mensen zo ver? Want het egoïsme is nu eenmaal een deel, zelfs een groot deel, van de menselijke natuur. Dat ontkent Steiner ook helemaal niet, integendeel, daar legt hij vaak genoeg de nadruk op. Hoe krijg je dan toch de mensen zo ver dat ze bereid zijn te werken zonder er zelf beter van te worden? Iemand die werk heeft dat in overeenstemming is met zijn interesse en talenten, die dus werk heeft dat hij met hart en ziel doet, die zal ook wel bereid zijn te werken, zelfs als hij er geen cent beter van wordt. Maar hoe staat het met zwaar en vervelend werk? Wie zal bereid zijn dat te doen zonder een loon te ontvangen? Neem als voorbeeld eens al de schoolmeisjes en -jongens die als vakkenvuller of kassamedewerker in een supermarkt werken. Dat is nog niet eens zulk heel zwaar en rottig werk, maar men moet niet denken dat ook maar een van hen dit werk wil doen als ze er niets voor krijgen. Stel nu eens dat het zo geregeld werd, dat ALLE middelbare schoolleerlingen dat geld, wat ze in de winkel kunnen verdienen, zouden krijgen, ongeacht of ze zouden werken of niet. Dus dat men hen zou voorstellen: jullie krijgen wel dat geld, maar de keus is aan jullie zelf of jullie willen werken in de winkel of niet. Dan zou er misschien een enkele, zeer nobele leerling zijn, die zou zeggen: ‘Ik ga aan het werk, want dan doe ik wat voor mijn medemensen en in dienst van de maatschappij als geheel’, maar het merendeel zou er toch helemaal geen zin in hebben en lekker tot 12 uur in hun nest blijven liggen als ze de kans kregen.
Zo zijn er wel meer vragen en bedenkingen. Ik moet het nog veel beter bestuderen om het goed te begrijpen; de komende dagen zal ik nog meer vertalen uit deze voordracht van Steiner. Misschien wordt het dan wel duidelijker. Misschien ook wel niet, want er is me wel meer niet duidelijk na jarenlang vrij veel van Steiner lezen. Maar ja, men heeft dan ook te maken met het werk van een ongeëvenaard genie, de grootste ziener aller tijden, de absolute koning van de geest en dan kan men niet verwachten dat men dat allemaal in een vloek en een zucht begrijpt.