Maarten ’t Hart – Je zou verwachten dat lezers van goede boeken betere mensen worden.

Je zou verwachten dat er van het lezen van hoogstaande literatuur een beschavende werking zou uitgaan, of simpeler gezegd: dat lezers van goede boeken betere mensen worden. Maar wat blijkt? Juist in de wereld van de letteren kom je de onguurste types tegen, regelrechte naarlingen zoals de schrijver Loesberg, of griezels zoals de schrijver A. Moonen. En dan zwijgen we nog maar over het slag mensen dat leeft van letteren zonder zelf iets te presteren, de recensenten.

Geen akeliger jungle dan de wereld der letteren. Ik kan elke aankomende schrijver verzekeren: met biologen die nooit een boek lezen, maar zich bijvoorbeeld exclusief bezighouden met groenwieren, schimmels, zakpijpen of fruitvliegjes, is de omgang beduidend aangenamer dan met dichters, schrijvers, uitgevers, vertalers en critici. Ook met musici is de omgang bepaald makkelijker dan met letterlievenden. En met wiskundigen of fysici of plantsoenarbeiders of stratenmakers, ja zelfs met dominees en imams.

Schrijvers zijn ronduit verschrikkelijk, die hebben langere tenen dan enig ander slag mensen. En zoals John Cheever schreef: hun onderlinge wedijver is groter dan bij sopranen. Stuk voor stuk hypergevoelig en tot ver achter de komma neurotisch. Wees dus verstandig: word nooit schrijver.

Bron: Maarten ’t Hart – Dienstreizen van een thuisblijver (bladzijde 25-26)

Rudolf Steiner – Antroposofie en socialisme (6) – Een tamelijk overbodige zaak.

Zo zou het kunnen lijken alsof de antroposofie ten opzichte van de ernstige, sociale verantwoordelijkheden in onze tijd een tamelijk overbodige zaak is. Dat zij dat is, zullen in het bijzonder demagogische sprekers en schrijvers benadrukken; en ze zullen met het oog op de huidige omstandigheden zeker de bijval van een grote menigte krijgen. Nu zouden echter de lelijke verschijnselen die we zojuist binnen de socialistische partij-idealen in Duitsland beleven, de dieper denkenden toch tot inkeer moeten oproepen. We beleven het dat degenen die jarenlang in bovengenoemde zin over “klassenstrijd” en “volksbevrijding”gesproken hebben, elkaar vervolgen en in blinde woede bestrijden.

Eén vraag zou toch beslist moeten opkomen: Kan dan een beweging tot een gunstig doel leiden, waarvan de principes in de leidende persoonlijkheden dergelijke gevoelens laten opkomen, zoals we ze tegenwoordig kunnen zien? Denk er alleen eens over na wat het betekent: de regering van de mensheid toe te vertrouwen aan koppen, die niet in het geringst in staat zijn over hun eigen hartstochten leider te zijn. Kunnen zulke mensen werkelijk ter verbetering van de algemene mensensituatie iets bijdragen? Dat de vormen waaronder we leven zouden veranderen, als zulke persoonlijkheden hun doelen bereiken, zal niet ontkend worden. Dat de essentie van de menselijke samenleving een andere zou worden, dat kunnen alleen geestelijk onmondigen beweren.

Er zullen goedgelovigen zijn die zich ermee troosten dat de slechte dingen die tegenwoordig in de leiding van de massa aan het licht komen, slechts van voorbijgaande aard zijn; en dat in een grote beweging noodzakelijkerwijs dergelijke feiten moeten voorkomen. – Nu, de redenen voor vele bedroevende feiten in deze tijd zijn erin te zoeken, dat de beschouwingen van onze tijdgenoten over het sociale leven, van waaruit zij verbeterend in de situatie zouden willen ingrijpen, geheel en al aan de uiterlijke, materiële levensomstandigheden hangen blijven. Daardoor kunnen ze in hun sociale arbeid slechts zo te werk gaan als een eenvoudige dorpssmid, die nooit iets van elektriciteit geleerd heeft, zou moeten doen als hij een elektromotor wilde maken.

Wordt vervolgd

Bron: GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 434 -435)