Rudolf Steiner – Wat de antroposofie leert zijn verzonnen voorstellingen, want in onze wetenschap zijn zulke dingen er eenvoudig niet.

De wetenschap kan de resultaten van de bovenzinnelijke waarnemingen evenmin afwijzen als de blinde de uitspraken van de ziende over de kleurenwereld afwijzen kan. Maar de wetenschappers zijn in dit opzicht intolerant. Zij willen niet op hun eigen gebied blijven en ook de anderen laten begaan, maar ze verklaren eenvoudig: ‘Wat wij zien, dat is de enige waarheid en wat niet op onze manier wordt onderzocht, dat klopt niet, is onwetenschappelijk.’ Men kan daarom horen zeggen: ‘Wat de antroposofie leert zijn verzonnen voorstellingen, want in onze wetenschap zijn zulke dingen er eenvoudig niet.’ Daarbij wordt echter in het geheel niet bedacht, dat iemand over de resultaten van de antroposofie helemaal niet oordelen kan, als hij van de innerlijke zintuigen niets weet. Er zou toch minstens de ene, gehele onweerlegbare waarheid toegegeven moeten worden, dat over een zaak nooit iemand wat kan beslissen, die ze niet waarneemt, maar alleen degene die ze waarneemt. Als duizend natuuronderzoekers zeggen: ‘Dit is bijgeloof, want wij zien daarvan niets’, dan weegt dat niet op tegenover een enkele mens die de zaak gezien heeft.

Bron: GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 393)

Voor begrijpen van antroposofie kan filosofie en wetenschap zowel een hulpmiddel zijn als een hinderpaal.

Zoals een volledig doorgedachte filosofie en een grondige wetenschap tot erkenning van de antroposofische denkwijze leiden, zo bieden niet-grondige wetenschap en onvoltooide filosofie de grootste hindernissen voor het begrijpen ervan. Juist zij zijn het die de antroposofie voor verzinsels, dromerij, verwarde “mystiek” enzovoort verklaren moeten.

Bron: GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 291)

Rudolf Steiner – Een predikant zei: Deze leringen kunnen alleen voor een klein select groepje zijn.

Onlangs zei na een antroposofische voordracht over het christendom een predikant, die geluisterd had: ‘Ja, dat is allemaal mooi en goed, maar deze leringen kunnen altijd slechts voor een klein select groepje zijn, terwijl wij zo over de geestelijke werelden spreken dat iedereen ons kan begrijpen.’

De antroposofische spreker moest daarop antwoorden: ‘Als u het werkelijk bij het juiste eind had, dan hoefde ik helemaal niet te spreken en dan zou antroposofie tegenwoordig zeer zeker de overbodigste zaak van de wereld zijn. Als u gelijk zou hebben, dan zouden er toch niet zo velen zijn die zich afkeren van uw beschrijving van de geestelijke wereld, omdat ze zich onbevredigd voelen. Het is toch een duidelijk bewijs dat u het onjuist ziet, als er zo’n afvalligheid mogelijk is. En juist degenen, welke door u niet meer de weg naar het geestelijke vinden, kunnen het door de antroposofie vinden.’

Bron: GA 034 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis»  (bladzijde 403-404)