Maand: september 2011
Rudolf Steiner – Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (3)
Zou de mens zich niet kunnen vergissen, dan zou hij geen mens zijn. Dit is hij doordat hij niet als een slaaf van een onfeilbare natuurlijke orde, maar uit eigen vrije keuze zijn handelingen kan volbrengen. De mogelijkheid om in dwalingen en fouten te vervallen geeft hem zijn menselijke waardigheid, maar maakt hem ook tot veroorzaker van onmetelijk veel kwaad en ellende. Hoe dieper men doordringt in de antroposofie, hoe meer men de samenhang ontdekt tussen de dwaling en het kwaad. Zo waar als het is, dat al het zintuiglijke en materiële uit de geest voortkomt, zo waar is het ook dat al het kwaad in de aardse wereld uit de dwalingen van de geest voortkomt.
Wordt vervolgd
Bron: GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 176-177)
Rudolf Steiner – Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (2)
Het is het wezenlijke van de antroposofische levensbeschouwing dat men er door tot de onwankelbare overtuiging komt, dat in ziel en geest de werkelijke krachten en oorzaken zijn van alles wat in de wereld gebeurt, en niet in wat de uiterlijke zintuigen waarnemen. Wie tot zulk een overtuiging is gekomen, is het ook duidelijk dat ware ideeën en gedachten de edelste krachten in de zielen doen ontwaken en dat conflicten, haat en ruzie de gevolgen zijn van dwaling en misleiding. Zo lang men het voor om het even houdt, wat de mens denkt, zo lang zal men ook aan de verbreiding van bepaalde leren geen bijzondere waarde hechten. Is men echter duidelijk gaan inzien, dat de wereld niet aan blinde krachten maar aan goddelijke wijsheid haar oorsprong en inrichting te danken heeft, dat wijsheid hoe dan ook de oorzaak van alle ontwikkeling en alle vooruitgang in de wereld is, dan zal ook het inzicht baanbreken, dat de goedheid des harten uit de overeenstemming met deze goddelijke wijsheid moet ontstaan.
Wordt vervolgd
Bron: GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 176)
Rudolf Steiner – Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (1)
Algemene mensenliefde het ideaal van de samenleving maken, is zonder twijfel prachtig. En wie ze bevordert en preekt zal in de breedste kringen volledige instemming vinden. Want deze liefde is een fundamentele kracht van de menselijke natuur. Men zou ze ook helemaal niet de menselijke harten kunnen inplanten, als deze niet oorspronkelijk ervoor aangelegd zouden zijn. Als dit echter het geval is: waarom is deze liefde dan niet op grote schaal verspreid in het leven? Waarom komt men dan zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? – De antroposoof geeft daarop nu het antwoord, dat hij uit de essentie van de grote mensheidsleren heeft ontvangen, de leren die altijd van strijd naar harmonie, van haat naar liefde, van oorlog naar vrede geleid hebben.
Wordt vervolgd
Bron: GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 176)
Rudolf Steiner – Het komt er niet op aan wat iemand denkt, maar wat voor uitwerking zijn gedachten hebben.
Het komt niet op de theorieën aan, maar op de denkgewoonten. De waarlijk praktische mens komt het er niet op aan wat iemand denkt, maar wat voor uitwerking zijn gedachten hebben. Daar komt het op aan. Of iemand idealist is of niet, daar komt het niet op aan, maar voor het leven is het van belang of iemand vruchtbare gedachten heeft die zo zijn, dat het leven gedijt en vooruitgaat. Juist dat mag niet veronachtzaamd worden, dat antroposofie ook op het gebied van voeding en gezondheid niets van doen heeft met een dogma, met een of ander geloof. Iemand mag nog zo zeer de meest spirituele theorieën bepleiten: daar komt het niet op aan, maar of deze gedachten vruchtbaar zijn, wanneer hij ze in het leven toepast. Als dus iemand zegt, hij is geen materialist, hij gelooft aan de levenskracht, ja zelfs aan een hogere geest, maar bij voedingsvraagstukken nog steeds te werk gaat alsof de mens een groot destilleervat is, dan kan zijn wereldbeschouwing niet vruchtbaar worden. Alleen dan heeft de antroposofie over deze concrete vragen wat te zeggen, als zij zelf tot in de details licht kan werpen, en dat kan zij zowel met betrekking tot de voedingswijze als wel met betrekking tot gezondheidsvraagstukken.
Bron: GA 057 – Berlijn, 17 december 1908 (bladzijde 172-173)