Stel u voor dat iemand een geneesmiddel zou uitvinden en er meteen patent op zou aanvragen. Wat laat hij daarmee zien? Hij toont daarmee dat hij meteen aan eigenbelang denkt en helemaal niet door liefde tot deze schepping van het geneesmiddel geleid werd, dat hij helemaal niet van liefde voor de hele mensheid vervuld is. Want als de gezondheid van de mensen voor hem het belangrijkste zou zijn, dan zou hij blij zijn als ook anderen het geneesmiddel zouden produceren om de mensheid te dienen. Ja, hij zou er juist op gebrand zijn dat bekend zou worden wat voor ingrediënten het medicijn bevat en hoe het geproduceerd wordt. En nog wat anders zou optreden: dat hij overtuigd zou zijn dat zijn geneesmiddel, met zijn gezindheid tot stand gebracht, het betere middel is.
En hier hebben wij een belangrijke zin bereikt, die in de geesteswetenschap een grote rol speelt: Er moeten middelen worden gegeven waardoor de ziel veredeld wordt. Wie het denken aanwendt om een heilzame vooruitgang te bereiken, die moet voor alles de kracht van het denken erop richten dat de mensenzielen veredeld worden.
Bron: GA 266a – Hamburg, 3 maart 1906 (bladzijde 130)
We zijn nu meer dan 100 jaar verder en het probleem van de patenten op geneesmiddelen bestaat nog steeds volop.
Klik om toegang te krijgen tot ongemakkelijkeminnaars.pdf
Over 1000 jaar misschien niet.
Dat is een feit. Maar wat wil je er nu verder mee zeggen?
Ik begrijp je vraag niet. Het onderwerp waar het hier om gaat is toch belangrijk genoeg? Waarom moet ik dan nog toelichten wat ik ermee zeggen wil?
Omdat niemand je nog heeft kunnen betrappen op ook maar een overweging hoe de visie van Steiner in de praktijk te brengen.
Ik heb er wel een visie op, maar het is de vraag of de lezers daarop zitten te wachten. De lezers kunnen zelf wel denken en eventueel meer van Steiner lezen. Mijn visie is, dat dit nooit in praktijk gebracht zal kunnen worden, als er niet een voldoende aantal mensen zal zijn die loskomen van hun materialisme, dat wil zeggen een levensbeschouwing die niets wil weten van
inzichten die boven het aardse leven uitgaan. Impulsen tot veredeling van de mens kunnen nooit uitgaan van het materialisme. Dat kan alleen uitgaan van het inzicht dat de mens door zijn egoistisch handelen niet alleen schade toebrengt aan andere mensen, maar ook aan zichzelf en de hele aarde. Alleen door dat inzicht zal hij zich op den duur ontplooien tot een onegoïstische werker.