Wanneer de aarde er niet meer zal zijn, dan zullen de zielen er nog altijd wel zijn. En wat de zielen, toen zij de aarde bewoonden, daar beleefd hebben zullen ze als een herinnering naar andere plaatsen met zich meenemen. Stel, iemand heeft mij iets goeds gedaan. Dit feit is voorbij, maar wat zich in mijn ziel geprent heeft, dat blijft eeuwig bestaan. Ook een liefdeband, die de een met de andere verbindt, vergaat niet. Wat men beleeft, is altijd de bron van iets blijvends in ons. Zelf halen wij op deze manier het blijvende uit de dingen en dragen het met ons mee naar de eeuwigheid…En, wanneer in een verre toekomst de mensheid op een ander toneel, op een andere planeet verplaatst zal worden, dan brengt men dàt mee, wat men hier op deze wijze verzameld heeft. En de dingen, die deze nieuwe mens in die nieuwe wereld zal doen, zullen uit deze soort herinneringen aan de oude wereld geweven zijn. Want er is géén zaad, dat geen vruchten draagt!
Bron: Dit fragment komt uit een brief die Rudolf Steiner schreef aan Anna Wagner, die in Lugano ziek lag. Kort na ontvangst van deze brief overleed zij op 29 december 1905. Het is te vinden in het boek Raadgevingen voor een esoterische scholing. Deze komt uit nr. 245 van de Gesamtausgabe, maar staat op internet niet bij http://fvn-rs.net/