Zou de mens veel en vaak eten, dan zou hij geen vruchtbare gedachten kunnen voortbrengen. Want als de spijsvertering zeer veel kracht in beslag neemt, dan blijven geen krachten over voor het denkvermogen. Juist mensen die de wereld met de producten van hun geest verrijkten, hebben op zeer karige kost geleefd. Schiller, Shakespeare en veel van onze dichters, aan wie wij nu prachtige werken hebben te danken, hebben zich door zware ontberingen heengewerkt. De geest is nooit zo helder als na lang vasten. Ook in de geschiedenis van religieuze ordes en in de levensbeschrijvingen van heiligen vindt men talrijke voorbeelden van de werkingen van een matig leven. De grootste heiligen leefden slechts van vruchten, brood en water, en geen groot heilige was ooit bekend, die bij een copieuze maaltijd goddelijke krachten aan het werk zette. Ook alle grote wijzen uit de oudheid waren beroemd om hun matigheid.
Bron: GA 266a – bladzijde 559-560 (plaats en jaar vermoedelijk Berlijn, 1909)