Vivisectie. Als de mensen wisten wat ze deden, zouden ze het nooit doen.

Dat men zijn afgelopen, laatste leven na de dood in alle details terugbeleeft heeft de zin dat men nu zijn eigen handelingen waarlijk leert kennen, doordat men de uitwerkingen ervan aan zichzelf beleeft.  Want nu doet zich voor de mensen bij iedere handeling de zielstoestand voor, die degene gehad heeft tegen wie de handeling gericht was. U beleeft de smarten en vreugden die u andere mensen bereid heeft van binnen uit. Niets van wat men anderen toegevoegd heeft is er dat niet in het kamaloka (christelijke term: vagevuur/r.v.d.) tot eigen belevenis wordt. Hier geldt de zin: Wat u zaait, dat  zult u oogsten.

Neemt u voor dit terugwerkende beleven een voorbeeld: de vivisectie. Deze hangt nauw samen met de materialistische richting van de huidige wetenschap. Een arts uit de middeleeuwen zou het zeer dwaas zijn voorgekomen om het leven te bestuderen doordat men in een levend lichaam snijdt en het leven vernietigt. In die tijd waren nog veel mensen en in het bijzonder artsen helderziend en zij zagen derhalve door het fysieke lichaam heen. Dit waarnemingsvermogen ging echter verloren en doordat de mensen niet meer in het innerlijk van het organisme schouwen konden, begonnen ze erin te snijden en te ontleden. Wie echter vivisectie pleegt, die snijdt in levend leven. Na de dood doet zich karma, de wet van oorzaak en uitwerking, gelden. De bedoeling, die tot de vivisectie voert, komt daarbij minder in beschouwing. De vivisectiepleger heeft de gevolgen van zijn daden aan zichzelf te beleven. Alle afzonderlijke pijnen die hij de dieren aangedaan heeft, moet hij in het kamaloka nu zelf uithouden en doormaken. De wetenschappelijke bedoeling wordt pas later in het karma verweven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 094 – Leipzig 3 juli 1906 (bladzijde 151)

P.S. De koptiteltekst is geen uitspraak van Steiner, de inhoudelijke tekst wel.

Link naar GA 094