Filosofen zijn mensen die zich helemaal suf denken maar niks weten. Als er dan een groot genie opstaat, die wel wat weet en in feite met kop en schouders boven iedereen uitsteekt, Rudolf Steiner dus, dan zijn de filosofen de eersten die hem een fantast en een zwever noemen. Sommigen deinzen er zelfs niet voor terug om hem een dwaas en een gek te noemen.
Ik kan me wel aardig vinden in de woorden van Maarten ’t Hart, die
overigens helemaal niets van antroposofie moet hebben: ‘Mij dunkt: wij moeten niet wijsbegeerte als leervak invoeren op de middelbare scholen, wij moeten, mede gelet op het feit dat elke student filosofie de staat jaarlijks een vermogen kost, de wijsgeren, overgoten met pek en veren, smadelijk wegjagen van onze universiteiten. Kan het eindelijk eens afgelopen zijn met die gevaarlijke onzin?’
Merkwaardig genoeg is het bezwaar van Maarten ’t Hart tegen filosofie hetzelfde als dat van mij, namelijk dat filosofen geloven dat ze met alleen denken wat kunnen bereiken en over van alles hun gedachten laten gaan en een oordeel hebben zonder er werkelijk wat van af te weten. Het verschil is alleen dat Maarten ’t Hart met dit niet weten doelt op de natuurwetenschap en ik doel met dit niet weten op de antroposofie van Steiner. Hoe is Maarten ’t Hart gekomen tot het neersabelen van de filosofie? Dat is te lezen in zijn boek Een deerne in lokkend postuur in het hoofdstuk Is Kant riskant? ‘t Hart heeft jarenlang allerlei filosofen bestudeerd en daarnaast heeft hij als bioloog jarenlang diergedrag geobserveerd en bestudeerd. Daarbij bleek hem steeds weer dat veel filosofen allerlei meningen over dieren en het verschil tussen mens en dier ten beste gaven, waaruit bleek dat ze er geen bal van afwisten. Tegen zijn collega’s van de Rijksuniversiteit durfde Maarten ’t Hart niet eens te zeggen dat hij veel filosofie las. Hij schrijft daarover: “Na Nietzsche volgde in mijn geval niets meer. Ik werd aangesteld als wetenschappelijk medewerker aan de afdeling ethologie van de Rijksuniversiteit te Leiden en merkte al spoedig dat al mijn collega’s aldaar wijsbegeerte beschouwden als volstrekt nutteloze onzin. Ik hield angstvallig voor me dat ik daarin tien jaar lang hevig geïnteresseerd was geweest, want ik wilde natuurlijk wel blijven doorgaan voor een serieuze gedragsonderzoeker.”
Waarmee ik nu ook weer niet wil beweren dat alle filosofie onzin is -tenslotte was Steiner zelf ook een groot filosoof-, maar tegen filosofen die niks van antroposofie weten en wel Steiner afdoen als een halve gek, die de mensen dom wil houden, zou ik een uitspraak van Bob Dylan willen citeren: ‘Don’t critisize what you can’t understand.’
