Hoor ik op Sempre* een waldhoorn,
Of ook wel een Turkse trom,
Dan moet ik zo bitter wenen;
En – ik weet zelf niet waarom.
Vraagt een der werkende lieden:
‘Hoe kan een Turkse trom
Of een waldhoorn u zo roeren?’-
Dan weet ik zelf niet waarom.
Is ’t wijl in beetre dagen
Een vriend de Turkse trom
Niet onverdienstlijk bespeelde? –
Ach, ik weet zelf niet waarom.
* Sempre – verkorte naam van Sempre Crescendo,
de Leidse studentenmuziekkamer.
Uit: Immortellen: XXV 1850-1852
