In een boek hoort leed. Er moet zeker iemand sterven. Kijk, het leed van anderen, dat lees je het liefst. Je wilt geen boek waarin de personages het allemaal leuk hebben. Die gaat dood,en die ook, en die daar probeert zijn vader te wurgen: dat is het goede boek. Ik bedoel, wilt ú een film zien waarin de mensen een beetje dansen en zeggen dat het leven een feest is? Je moet de ellende beschrijven. Dan zeggen de mensen: dat ben ik. Dus of ze hebben maar één bal, of ze hebben een heel kleine, weet je wel? Dat soort dingen. Het leven zelf. Geen krankzinnigheden of onwaarschijnlijkheden. Ook al is het je overkomen. Aan de kant van de weg moest ik een keer een grote drol, en die rolde van een helling naar beneden, en kwam terecht op een kerel die lag te slapen. Die ontwaakte, vloekte, en kwam overeind om me dood te slaan. Maar hij had maar één been. Zoiets kun je niet opschrijven, dat gelooft niemand.
Context: Het volle leven (bladzijde 255-interview door Arjan Peters in 2001)